Wat is dat dan, zo’n autobiografische roman?
Allemaal leuk en aardig, maar wat definieert een autobiografische roman? Dat is niet zo makkelijk als het lijkt. Auteurs Corrie Joosten, Coen Peppelbos en Bart Temme merken in het Basisboek Literatuur iets interessants op over het genre: “Er zijn geen duidelijke afgebakende grenzen te trekken, maar je kunt wel een lijn trekken van harde autobiografische kenmerken naar romans met autobiografische elementen.”
Je kunt die lijn volgens de auteurs als volgt zien: Harde autobiografische kenmerken — autobiografische boeken/romans — romans met autobiografische elementen
Je kiest er als auteur zelf voor op welk gedeelte van het spectrum je wil belanden. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen een non-fictie te schrijven, met daarin harde autobiografische kenmerken. Jij hebt een verhaal te vertellen en iedereen mag het weten. Of kies je ervoor wel een heel persoonlijk verhaal te vertellen maar geef je je naam liever niet prijs. Je verandert de namen, waardoor je toch een autobiografisch boek schrijft. Gebruik je liever gebeurtenissen uit je eigen leven of die van iemand die je goed kent, dan vorm je deze verhalen al snel om tot een roman met daarin autobiografische elementen.
Auteur Thomas Verbogt, bekend van romans als Als de winter voorbij is en Als je de stilte ziet, geeft de voorkeur aan autobiografische romans. “Ik vind dat makkelijker, omdat het verhaal uit mezelf komt en daardoor voor mijn gevoel veel noodzakelijker is. Daarom kies ik in mijn boeken voor een ik-vorm. Het is een kwestie van lef hebben, je brutaal kunnen verplaatsen in een personage. Vergeet het feit dat het verhaal dat je vertelt waargebeurd is. Het gaat zich vormen in jouw verbeelding, jouw gedachten. Je moet het levensverhaal wegtrekken van de realiteit. Als je dat op een rijtje hebt in je hoofd, ben je al een heel eind.”
Murat Isik, auteur van bestsellers Wees onzichtbaar en Verloren grond en schrijver van het Boekenweekessay 2019, heeft in tegenstelling tot Verbogt moeite met het autobiografische. Zijn personages in zijn roman lijken in sommige aspecten wel op mensen uit zijn omgeving, maar zijn daar niet op gebaseerd. “In mijn romans houd ik mezelf op afstand. Voor mij is het namelijk lastiger om te schrijven over iemand die ik ken. Ik ben een verteller, een romancier. Ik houd ervan om te scheppen, om iets wat er niet was te creëren. Ik kan daar helemaal in op gaan. De personages en de verhaallijn ontwikkelen. Echt het verhaal voor me zien, een wereld scheppen die oprijst uit het papier. Non-fictie vind ik veel lastiger. Dan heb ik het gevoel dat ik niet al mijn gereedschap bij de hand heb. Dat de werkelijkheid mij beperkt in mijn kunnen. Natuurlijk doe je research voor je fictiewerk, om een beeld te krijgen van een tijd, een stad of een bepaald figuur. Daar mag je dan nog wat van maken. Bij non-fictie daarentegen moet je de werkelijkheid recht doen en volgen. Je mag niks naar je eigen hand zetten.”
Hoeveel procent van jouw verhaal autobiografisch is, ligt dus echt aan hoe comfortabel jij en jouw bron daarmee zijn. Zo heeft mijn moeder liever niet dat ze met naam- en toenaam in het boek wordt genoemd, zodat haar klanten op het werk haar niet door het boek herkennen. Wellicht ben jij daar wel comfortabel mee, of neem je het verhaal van je geïnterviewde liever als leidraad en laat je je creativiteit de vrije loop. Het leuke aan schrijven? Jij bepaalt!
Lees verder op de volgende pagina