Waar je tijdens het schrijfproces op moet letten
Het Boekenweekessay, dat tijdens de Boekenweek te koop is bij de boekhandel, werd in 2019 door Murat Isik geschreven. Met als thema ‘de moeder, de vrouw’, kreeg hij vanuit het Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) de opdracht een korte non-fictie te schrijven. “Mijn moeder had al eerder aangegeven dat ze haar verhaal over haar emancipatiestrijd wilde delen. Dat bleek perfect samen te vallen met het Boekenweekessay.” Urenlang heeft Isik met zijn moeder gepraat. Hij heeft de gesprekken opgenomen, heeft goed doorgevraagd op alles wat ze antwoordde en heeft daar aantekeningen van gemaakt. “Maar toch merkte ik dat ik het persoonlijke aspect heel lastig vond. De verteller in mij voelde zich geketend. Ik moest echt gaan zoeken naar de juiste toon, de juiste manier van vertellen. Dat maakte het ook heel moeilijk om het verhaal te schrijven.”
Pas op…
Goed, dat autobiografische verhaal gaat dus niet altijd over rozen. Zeker als je nog nooit autobiografisch geschreven hebt, zoals Isik. Je hebt direct te maken met iemand die je kent en respecteert. Des te groter is de druk om goed te presteren. Ook ik voel die druk, omdat je het verhaal van de geïnterviewde zo goed mogelijk over wil brengen op je lezer. Je hebt een missie te volbrengen. En dus ging ik op zoek naar de valkuilen van een autobiografische roman.
1) Blijf relevant
Wat voor jou interessant is, hoeft zeker niet interessant te zijn voor je lezer. Je moet relevant blijven. ‘Niet te particulier worden’, zoals Verbogt het mooi verwoordde. “Je doet dat al wanneer je een roman van het verhaal maakt, in plaats van een non-fictie boek.” Wanneer hij een autobiografisch verhaal inlevert bij zijn uitgever is de verhaallijn hem duidelijk. “Maar ik merk weleens dat als ik het manuscript dan aan mijn redacteur heb overhandigd, het verhaal niet duidelijk genoeg is voor de lezer. Je hebt dus echt een paar extra ogen nodig om je te laten weten of het verhaal helder genoeg is.”
Het verhaal kan dus voor jou wel logisch klinken, maar hoeft dat niet te zijn. Schrijfcoach Annemieke Heller heeft vaker haar kanttekeningen gezet tijdens het beoordelen van manuscripten. “Zo las ik een verhaal van een man die in zijn boek wilde vertellen over zijn drugsverleden. Maar buiten het feit dat hij liet zien hoe dat hem heeft getekend, beschreef hij ook vrij intieme details van afspraakjes met meisjes. Dat voegde niks toe aan het verhaal. En daarnaast, als hij kinderen heeft of nog wil krijgen: niet alleen zij, maar ook al hun vriendjes kunnen dat verhaal uiteindelijk lezen. Wil je dat, als vader? Je hebt dus echt mensen van buitenaf nodig die kritisch aan je vragen hoe je in het verhaal staat. Je moet er over twintig jaar ook nog trots op kunnen zijn.”
2) Kill your darlings
Een geliefde uitspraak onder journalisten: kill your darlings. Tijdens het schrijven van je boek heb je bepaalde favoriete uitspraken of mooie benamingen die misschien wel heel goed geschreven zijn, maar niet werken in het verhaal. Daarom moet je deze schrappen, oftewel: je lievelingetjes vermoorden. Ja, dat klinkt luguber, maar uiteindelijk komt het je verhaal ten goede.
“Ik schrap ongeveer 20 procent van alle geschreven woorden in mijn hoofdstukken”, vertelt Isik. Zo zorg ik ervoor dat ik mezelf dwing echt tot de kern te komen van het verhaal. Wat wil ik mijn lezers duidelijk maken? Je kan wel vertellen dat je buurman even om de hoek kwam kijken toen je het uitschreeuwde, ik noem maar wat, maar als die man niet relevant is voor je verhaal, kan je daar een lezer mee kwijtraken. Je moet er juist voor zorgen dat die lezer tot op het laatste moment geboeid blijft.”
3) Houd je emoties onder controle
Wanneer jouw geïnterviewde dichtbij je staat, kan een emotioneel verhaal je raken. En dat mag. Daar is ruimte voor en kan het gesprek dat je voert alleen maar beter maken, beaamt ook Isik.
“Zo zat ik met mijn moeder in een restaurant toen ze mij vertelde hoe haar zusje op jonge leeftijd is overleden. Dat was een moment waarop we beiden stil vielen en de tranen in de ogen niet onopgemerkt bleven”, vertelt hij. Ik merk aan zijn stem dat hij er ook in ons gesprek door geraakt wordt. “Dat was een heel emotioneel moment, omdat ik nooit heb geweten hoe zij is overleden. Ik ben zelf vader van een meisje dat dezelfde leeftijd heeft als haar zusje had toen zij overleed. Om dan te horen onder welke omstandigheden zij is overleden, was een heftig, rauw verhaal.” Maar wel één die volgens Isik op de pagina’s te voelen mag zijn, zolang je ervoor zorgt dat de emotie niet van de pagina’s afdruipt.
“Juist op een moment dat ik geëmotioneerd raak door een passage in het verhaal, blijf ik sober”, vertelt Verbogt. “Dan gooi ik er humor tegenaan, of zelfspot. Word je te sentimenteel, dan wordt dat hinderlijk voor de lezer.”
4) Laat je niet kisten
Er kunnen mensen in je omgeving zijn die zichzelf herkennen in jouw boek. Die je wellicht niet in het beste daglicht zet, of die anders naar een gebeurtenis kijken dan jij of je bron dat doen. Maar als schrijver moet je je daar niet druk om maken, meent Verbogt.
“Ik merk dat ik soms negatieve reacties krijg, maar goed, daar zal je als schrijver niet omheen kunnen. Soms zullen mensen in mijn omgeving zich in personages herkennen. Ja, de roman is fictie jongens. Waar het autobiografische ophoudt en fictie begint, dat is mijn zaak. Ik vind het niet belachelijk dat er reacties komen, maar ik ga er ook niet op in. Natuurlijk moet je niet te veel onnodige zaken delen. Ik gebruik echt enkel wat nodig is om het verhaal te vertellen. Het gaat om wat je intrigeert.”
5) Wees je bewust van de gevolgen die het op jou als schrijver kan hebben
Als autobiografisch schrijver ga je figuurlijk met de billen bloot. Het delen van zo’n verhaal kan voor jou heel heftig en confronterend zijn. Hoe je daarmee omgaat, is volgens Heller ‘uitdagend’. “Als je ergens het gevoel hebt dat er iemand is aan wie je dit verhaal niet zou willen vertellen, dan zou je het ook niet in een boek moeten beschrijven.”
Lees verder op de volgende pagina